In 1806 benoemde de Franse keizer Napoleon Bonaparte zijn broer Lodewijk Napoleon tot koning van Koninkrijk Holland. Het pas gevormde Koninkrijk Holland was een door Frankrijk bezet gebied. Lodewijk Napoleon deed erg zijn best en probeerde zelfs Nederlands te leren. Maar dat laatste was nog niet zo makkelijk. Bij zijn eerste bezoek aan Amsterdam begon hij volgens de overleveringen zijn toespraak tot het volk met de woorden: “Ik ben konijn van Holland”. Deze verspreking in zijn eerste zin leidde tot veel hilariteit onder de toehoorders, maar leverde de koning ook meteen een grote populariteit op. Het Konijn van Holland werd zijn liefkozende bijnaam.
Het voorbeeld van Lodewijk Napoleon laat mooi zien hoe bepalend een openingszin van een toespraak kan zijn. Een goede openingszin kan het publiek in vervoering brengen. Daarmee kun je bereiken dat het publiek bereid is elke boodschap te accepteren. Maar een verkeerde openingszin kan je toespraak ook breken. De aandacht van het publiek kan direct afdwalen, of erger: je kunt de in een paar woorden de sympathie van het publiek meteen verliezen. Een analyse van de juiste openingszin van een toespraak.
Goedenavond
Op 13 maart 2013 werd Jorge Mario Bergoglio uit Argentinië gekozen als de nieuwe paus van de rooms-katholieke kerk. In sober wit gekleed liep de nieuwe paus na zijn verkiezing het bordes van de Sint-Pieter op. Tienduizenden aanwezigen en honderden miljoenen televisiekijkers over de hele wereld keken verwachtingsvol. Wie was deze nieuwe Paus en wat zou hij zeggen? Paus Franciscus keek om zich heen en zei vervolgens:
‘‘Fratelli e Sorelle, Buonasera” (“Broeders en zusters, goedenavond”)
Met die ene zin won Paus Franciscus direct de harten van veel katholieken maar ook van veel niet-katholieken. Waarom? Met deze vier eerste woorden liet de nieuwe paus zien dat hij een man van eenvoud is. De nieuwe paus begroette zijn toehoorders aan op een manier zoals zij elkaar ook begroetten. Goedenavond! De nieuwe paus sprak de taal van het publiek.
Vergelijk het met de eerste zin die de vorige paus, Bendictus XVI, in 2005 sprak:
“Lieve broeders en zusters: na de grote paus Johannus Paulus II hebben de kardinalen mij, een eenvoudige, nederige arbeider in de wijngaard van de Heer, gekozen.”
Deze lange zin, met een ingewikkelde metafoor (ik ben een arbeider in de wijngaard van de Heer), past helemaal niet bij iemand die zich een eenvoudige arbeider noemt. Paus Benedictus spreekt door zijn woord- en zinskeuze zichzelf dus meteen tegen.
Wie ben ik?
Een openingszin kan ook helemaal verkeerd uitpakken. Dit overkwam admiraal James Stockdale in 1992. Stockdale was de kandidaat van Ross Perot voor het vicepresidentschap. In het traditionele debat tussen de vicepresidentskandidaten moest hij het opnemen tegen Dan Quale, de toenmalige vicepresident, en de politiek zeer ervaren senator Al Gore.
Stockdale hoorde pas een week voor het debat dat hij moest deelnemen en had zich daarom nauwelijks kunnen voorbereiden. Met Perot had hij nog niet eens over politieke onderwerpen gesproken. En hij was bij het publiek volkomen onbekend omdat hij zijn hele carrière bij de marine gezeten had.
Stockdale probeerde er daarom maar het beste van te maken en zich te profileren als een outsider die vooral het land had gediend maar nauwelijks in Washington was geweest. Een strategie die door nieuwkomers in de politiek wel vaker wordt gebruikt en die heel succesvol kan zijn.
Stockdale begon zijn openingsstatement van het debat met de retorische vragen:
“Who am I? Why am I here?”
Dit was grappig bedoeld en het publiek in de zaal moest er dan ook hard om lachen. Maar met deze twee vragen vestigde Stockdale vooral de aandacht op zijn onervarenheid en het onvoorbereid zijn. Een beeld dat hij gedurende het debat niet kon herstellen. De rest van het debat en de rest van de campagne was hij kansloos. De openingszinnen “Who am I? Why am I here?” zouden daarom later de boeken ingaan als een van de grootste blunders in een (vice)presidentskandidaatsdebat.
5 Tips voor een goede openingszin
Een goede openingszin kan een toespraak of debat dus maken maar ook verpesten. Belangrijk dus om bij de voorbereiding goed na te denken over de eerste zin die je uitspreekt.
1. Start niet met: “Mijn naam is … en mijn presentatie gaat over…”
De Belgische cabaretier Arnout Van den Bossche had een paar jaar geleden een hilarische scene waarin hij schetste hoe de beroemde toespraak “I have a dream” van Martin Luther King geklonken zou hebben als King zijn toespraak was begonnen zoals zoveel mensen een presentatie beginnen:
“Goedendag dames en heren. Mijn naam is Martin Luther King. Ze hebben mij gevraagd om iets te komen vertellen over mijn droom.“
Natuurlijk is dit cabaret, maar de boodschap van Van den Bossche is duidelijk: alle bezieling bij de spreker en bij het publiek is meteen weg. Een eerste zin waarin je jezelf voorstelt en aangeeft wat je gaat zeggen is niet alleen zielloos, maar meestal zelfs ook overbodig. Grote kans dat het publiek al weet wie je bent en waar je waar je verhaal over gaat. Anders waren ze niet komen luisteren.
2. Start ook niet met: “Ben ik te verstaan?”
Met deze vraag straal je onzekerheid uit over de techniek of je eigen stem. Als het goed is heb je de techniek getest voordat het publiek aanwezig was. Of heb je de akoestiek geprobeerd. Of vertrouw je de organisatie dat zij hun zaakjes goed op orde hebben. Door te vragen of je te verstaan bent geef je aan dat je je onvoldoende hebt voorbereid. Begin daarom nooit met deze vraag. Als mensen in je publiek je niet goed kunnen verstaan, dan hoor je dat snel genoeg.
3. Begin met iets wat jij en je publiek delen
Paus Franciscus maakte contact het door normale taal te gebruiken. Politici die een toespraak houden voor een publiek uit een ander land maken vaak contact door enkele woorden of zinnen uit te spreken in de taal van het publiek. Een vakbondsleider die stakende arbeiders moet toespreken maakt contact door op het podium te verschijnen zonder pak en stropdas. President Obama maakte regelmatig contact door te refereren aan ‘onze voorouders’ die Amerika hadden opgebouwd, om zo aan te geven dat hij en het publiek dezelfde geschiedenis en waarden deelden. Hoe je het doet, doe je het. Maar zorg er voor dat er contact ontstaat tussen jou en het publiek.
4. Begin met een feit dat het publiek verrast en aan het denken zet.
Een spreker die een presentie gaf over de potentie van duurzame energie begon met de volgende zin: “Elke twee minuten valt er meer energie van de zon op de aarde dan alle energie die alle mensen bij elkaar in een jaar gebruiken.” Een openingszin die prikkelt… In één zin was de boodschap van de rest van zijn verhaal duidelijk, en het publiek had direct alle aandacht. Hoe kunnen we de potentie van de zon verder gebruiken? Dit soort eenvoudige feitjes zijn vaak eenvoudig te vinden met een beetje zoekwerk op internet. Het is dus een onderdeel van de voorbereiding. Dit is ook meteen het gevaar: ook het publiek kan eenvoudig, zelfs tijdens je presentatie, controleren of jouw feit klopt of niet. Je geloofwaardigheid loopt een enorme deuk op, als iemand in het publiek je ontmaskert. Kom dus alleen met ware feiten!
5. Begin met een verhaal
Volgens veel deskundigen de allerbeste start van een presentatie of een betoog: begin met het vertellen van een verhaal. Liefst een persoonlijk verhaal, waarin je aangeeft wat jouw persoonlijke ervaring met het onderwerp is. Is dat niet heel moeilijk? Een truc is: probeer te doen alsof je tegen een kind praat. “Vroeger, toen ik nog naar school ging…” of meer algemeen: “Er was eens….”. Met een (persoonlijk) verhaal trek je het publiek in je presentatie en win je aan autoriteit.
Meer informatie
Wil je een betere spreker worden? Met meer overtuigingskracht en plezier je verhaal houden? Neem dan vrijblijvend contact op om de mogelijkheden van een debat- of speechtraining te verkennen. Of abonneer je op mijn nieuwsbrief en ontvang regelmatig tips, trucs en analyses.