Pleur op‘, zei premier Rutte in de zomer van 2016 bij het televisieprogramma ‘Zomergasten’. Hij had het over Turkse Nederlanders die meer binding hebben met Turkije dan met Nederland. Weken later, bij de Algemene Beschouwingen, ging een groot deel van het debat nog steeds over deze woorden. ‘De premier moet zich meer verbindend opstellen, in plaats van zulke taal te gebruiken‘, vond PvdA-leider Samson. D66-leider Pechtold sprak van taal voor ‘in de kroeg, op een familiefeestje, in de kantine met een borreltje te veel op.‘  En SGP-leider Van der Staaij vond het goed dat de minister-president duidelijk was, maar had liever gezien dat dat Rutte geen “straattaal” had gebruikt.

Straattaal

Straattaal: informele, van de standaardtaal sterk afwijkende taal zoals die op straat door met name jongeren gesproken wordt“. Dat is de definitie van straattaal volgens Van Dale. Geen taal die in het Parlement thuis hoort, laat staat dat een minister deze taal moet gebruiken, vinden daarom velen.

Een bekend incident is het debat tussen Wilders en Rutte tijdens de Algemene Beschouwingen in 2011. “Doe eens normaal, man”, zei Wilders tegen Rutte. “Doe eens normaal? Doe zelf normaal”, antwoordde Rutte terug. Aanleiding voor deze woordenwisseling was de uitspraak van PVV-Kamerlid Raymond de Roon eerder in het Vragenuurtje die de Turkse premier Erdogan een ‘islamitische aap’ noemde.

Verhuftering van het debat

Bij de Algemene Beschouwingen van 2018 schreeuwden Wilders en Kuzu (Denk) elkaar toe dat ze maar moesten oprotten uit dit land. Voor de NRC aanleiding om een opiniestuk te schrijven over de verhuftering in de nationale parlementszaal.

Dat hoor je vaker, dat de toon van het politieke debat tegenwoordig steeds meer verruwt en dat dit een teken is van deze tijd. Toch was dit niet de eerste keer dat in de Tweede Kamer straattaal te horen was. De NRC schreef al over een uitspraak van Marcel van Dam, die premier Lubbers verweet dat hij de minima ‘belubberde’. Dat straattaal en persoonlijke aanvallen in de Tweede Kamer van alle tijden is, blijkt echter wel uit een in de kranten van toen uitgebreid beschreven en geanalyseerd incident dat plaatsvond op 3 december 1895.

Huil maar…

Volgens het Amsterdamse Nieuwsblad van Nederland werd er die dag iets nieuws in de Kamer gebracht, namelijk ‘den straattoon’. De taal van de straat. Boosdoener was niemand minder dan minister Samuël van Houten, bekend van het Kinderwetje van ruim 20 jaar eerder. In 1895 was hij Minister van Binnenlandse Zaken.

Wat was er gebeurd? In de Tweede Kamer vond die dag het debat plaats over de begroting voor 1896. In dit debat kwam het tot een felle aanvaring tussen het (progressieve) liberale Kamerlid Arnold Kerdijk en de steeds conservatiever wordende liberale minister Samuël Van Houten. Deze aanvaring ging over de Wereldtentoonstelling in Amsterdam eerder dat jaar. Kerdijk vond de hele Wereldtentoonstelling een ordinaire aanfluiting. Hij vond het een schande dat de premier en minister Van Houten de tentoonstelling openlijk gesteund hadden en eiste dat de ministers hun steun publiekelijk introkken. Van Houten was echter in het debat niet van plan de steun in te trekken. Toen Kerdijk in de tweede termijn zei deze inbreng van de minister te betreuren, riep Van Houten van achter de ministerstafel: “Huil maar, toe…

Reacties

Naar onze maatstaven misschien geen schokkende opmerking, maar in 1895 sloeg deze opmerking van de minister in als een bom. ‘Straattoon’, noemde het Nieuwsblad van Nederland deze opmerking. En de Standaard, een antirevolutionaire krant, schreef:

Dit merkwaardige woord dient aan de vergetelheid te worden ontrukt. Op een studenten-dispuut zou een dergelijke uitroep wel niet geestig zijn gekeurd, zelfs eenigszins grof; maar in een kring van jonge mannen die nog genegen zijn spel in hun ernst te mengen, laat zulk een oproep zich althans begrijpen. Maar wat pijnlijken indruk maakte zulk een uitroep in een hooge landsvergadering, waar de staatslieden van Nederland saâmkomen, om de gewichtigste belangen te bespreken. En hoeveel pijnlijker wordt die indruk nog, als ze komt, niet van een ietswat excentriek afgevaardigde, maar als ze gehoord wordt van de ministerstafel. Als zoodanig is ze dan ook een teeken des tijds. Een teeken des tijds temeer, nu ze gehoord is, niet vanaf de tafel waar een radicaal, maar vanaf de tafel waar een conservatief heeft plaatsgenomen. Of mag een Minister, met name een Minister in een conservatief Kabinet, spreken, zonder indachtig te zijn aan zijn verhouding tot de Kroon? (De Standaard, 6 december 1895)

Ad hominem

Wat de uitspraak van de minister extra kwetsend maakte, is dat Kerdijk zijn hele leven leed aan zwaarmoedigheid en aan wat men tegenwoordig een bipolaire stoornis noemt. Als Van Houten destijds wist van de depressies van Kerdijk, is het publiekelijk neerzetten van Kerdijk als een ‘huilebalk’ een echte ‘ad hominem’, een keiharde tackle op de man. En gezien de reactie van Kerdijk, werd de opmerking van Van Houten in ieder geval als zo gevoeld. Overigens greep ook toen de Kamervoorzitter niet in.

Hoe te reageren op een ad hominem?

Wanneer je zelf in een debat slachtoffer wordt van een persoonlijke aanval, is het belangrijk om niet te reageren met een aanval terug. Dan wordt een debat al snel een niet-inhoudelijke scheldpartij, met alleen maar verliezers. Berucht voorbeeld is het Lagerhuisdebat tussen Pim Fortuyn en Marcel van Dam uit 1997.

Veel beter is met een grap te reageren. Hiermee krijg je het publiek op je hand. Van Churchill zijn anekdotes bekend waarin hij op persoonlijke aanvallen ad-rem reageerde met een scherpe grap waarmee de ‘aanvaller’ terug in de hoek gezet werd.

Maar de meeste debaters zullen geen goede grap paraat hebben, en waarschijnlijk ook overvallen zijn als zij een persoonlijke aanval over zich heen krijgen. Het beste in dan om de persoonlijke aanval te benoemen en dan terug te gaan naar de inhoud. Door de aanval te benoemen win je wat tijd, en vaak ook de sympathie van het publiek. Je kunt de persoonlijke aanval letterlijk citeren. Maar als je dat niet wilt kun je ook algemener reageren. “Voorzitter, ik vind het jammer dat mijn opponent de inhoudelijke discussie verlaat en zich beperkt tot een persoonlijke aanval.”

Hoe pareerde Kerdijk de persoonlijke aanval?

Dit is ook precies hoe Kerdijk in 1895 reageerde. Volgens het stenografisch verslag van het debat, ging het als volgt:

De heer Kerdijk: […] En wat door den Minister van Binnenlandsche Zaken daaraan is toegevoegd. Betreuren moet ik het.

De heer van Houten, Minister van Binnenlandsche Zaken: Huil maar toe!

De heer Kerdijk: Huil maar toe, roept de Minister. Door dien toeroep ontstaat voor mij eene tweede omstandigheid , die ik te betreuren heb. Niet, dat deze Minister van Binnenlandsche Zaken zich minachtend uitlaat te mijnen persoonlijken opzicht; maar wel: dat hij minachtend spreekt naar aanleiding van eene critiek, waarvan het voldoende gebleken is, dat zij in deze Kamer instemming vond ‘bij zeer velen. Wat ik nog slechts te spreken had gehad, indien de Minister mij niet in rede ware gevallen, was eene betuiging van mijn werkelijk leedgevoel, dat in de Handelingen van de Staten-Generaal nu zal geboekstaafd staan de hier herhaalde verklaring van een man die was Minister van Binnenlandsche Zaken —  eene verklaring , hier nogmaals afgelegd na al hetgeen achter het Rijksmuseum te Amsterdam in den afgeloopen zomer is geschied — dat het daar gebeurde, als eene “aantrekkelijkheid” van de tentoonstelling , wel degelijk door de Regeering wordt gewaardeerd als gepaste vermaken.

Kerdijk herhaalt de uitroep van de minister, en maakt met een kwinkslag direct een bruggetje naar zijn eigen betoog. “Hierdoor ontstaat een tweede omstandigheid die ik te betreuren heb”. Vervolgens maakt hij van de persoonlijke aanval, een aanval op iedereen die het met hem eens is. En gaat hij verder met de inhoud.

Kerdijk won de sympathie met zijn reactie. Zelfs de liberale Telegraaf, normaal op de hand van liberale ministers, vond dat Van Houten veel te ver was gegaan met zijn opmerking. De krant  schreef:

Want van alle personen tot wie over deze tentoonstelling een verwijt kan worden gericht, is zeker mr Van Houten de lichtvaardige minister wien te huilen het meest past. (Telegraaf, 10 december 1895)

Meer informatie

Wil je zelf weerbaarder worden bij een verbale aanval? Een debattraining helpt je om ontspannen te reageren op weerstand. Neem gerust vrijblijvend contact op om de mogelijkheden van een debat- of speechtraining te verkennen. Of abonneer je op mijn nieuwsbrief en ontvang regelmatig tips, trucs en analyses.

Share