iStock-484288084_small

“Vrouwen scoren beter dan mannen”, jubelde het NOS-Journaal een paar weken geleden in een reportage over het WK Voetbal voor vrouwen. Uit onderzoek was namelijk gebleken dat bij een wedstrijd in het vrouwenvoetbal gemiddeld drie keer per wedstrijd gescoord wordt. Terwijl bij een wedstrijd in het mannenvoetbal gemiddeld slechts 2,4 doelpunten vallen. De gekozen framing (vrouwen doen iets beter dan mannen) is typerend voor deze tijd. Op basis van precies dezelfde uitkomst van het onderzoek had de NOS er ook voor kunnen kiezen om te zeggen dat mannen beter keepen dan vrouwen. Een vrouwelijke keeper laat immers blijkbaar 3 ballen per wedstrijd door. Terwijl een mannelijke keeper gemiddeld slechts 2,4 keer gepasseerd wordt per wedstrijd. Maar dat frame zal vermoedelijk niet eens overwogen zijn.

Sociaal wenselijk

Als mannen en vrouwen als groepen vergeleken worden, dan is tegenwoordig de sociaal wenselijke uitkomst dat vrouwen op z’n minst evengoed zijn als mannen, maar liefst beter. De afgelopen maanden regende het dan ook publicaties met de conclusie dat vrouwen een activiteit beter doen dan mannen. Naast dat vrouwen bij voetbal beter zouden scoren dan mannen, zouden vrouwen beter beleggen, beter horen, beter sporten, beter autorijden, beter inparkeren, beter leren, beter zijn in het imiteren van bewegingen en zelfs geraffineerder moorden dan mannen.

Daarentegen is het flink zoeken naar onderzoeken waarin de conclusie wordt getrokken dat mannen ergens beter in zijn dan vrouwen. Dat komt niet omdat mannen in onderzoeken nooit beter of hoger scoren dan vrouwen. Maar het komt omdat in zulke gevallen de framing dan vaak is dat “het allemaal nog erger is dan we dachten”. En dat er sprake moet zijn van een nog bestaande, ongewenste achterstand van vrouwen die zo snel mogelijk met ingrijpen van hogerhand opgelost moet worden. Of dat er sprake moet zijn van een al dan niet bewust vooroordeel bij de onderzoekers waardoor de onderzochte vrouwen benadeeld zijn.

Zo komen onderzoeken naar hoe het komt dat in de top 100 van beste schakers ter wereld maar één vrouw staat (Hou Yifan uit China staat in juli 2019 op nummer 88), nooit tot de conclusie dat mannen beter kunnen schaken dan vrouwen. Alleen wijlen schaker en columnist Jan Hein Donner durfde dat ooit eens op te schrijven. Liever worden er allerlei mogelijke externe verklaringen geopperd. Er zijn minder vrouwen dan mannen die schaken, vrouwelijke schakers oefenen minder omdat ze een sociaal leven naast het schaken ook belangrijk vinden, vrouwelijke schakers trekken minder sponsors aan, enz.

Ongelijkheid van doelgroepen bij overtuigen

Er is dus sprake van een asymmetrie in over hoe het publiek geïnformeerd wordt (of wil worden) over prestaties van vrouwen en van mannen. Je kunt, wanneer je het publiek moet overtuigen van een voorstel, gebruik maken van die asymmetrie. Hoe werkt dat?

Een stukje theorie… Wanneer je het publiek moet overtuigen van een voorstel, moet je altijd aantonen dat je een ernstig probleem wilt oplossen. Heel zelden is dit een probleem van iedereen. Sterker nog: er kunnen ook groepen zijn die veel minder of helemaal niet een probleem ervaren. Jouw oplossing kan dus voor sommige mensen een verbetering zijn maar voor andere mensen juist een nieuw probleem creëren. In dat geval moet je ook aantonen dat dat nieuwe probleem voor de samenleving kleiner is dan het probleem dat je wilt oplossen. Met andere woorden: voor de ene groep is jouw plan een verbetering en voor de andere groep een verslechtering, maar alles opgeteld gaat de samenleving er als geheel op vooruit.

Gunfactor

Om dat laatste te kunnen bepalen is de gunfactor van de groep waarvoor je een probleem wilt oplossen heel belangrijk. Hoe groter de gunfactor van de doelgroep waar je voor opkomt, hoe erger het publiek hun leed vindt. En hoe erger het publiek het leed vindt, hoe meer steun je voor je voorstel krijgt. Het publiek zal er minder aan tillen als het voorstel ten koste gaat van een andere groep met een lagere gunfactor.

De gunfactor kan overigens per publiek verschillen. Een zaal met vooral leden van de Socialistische Partij zal een voorstel waarin je opkomt voor mensen met een uitkering heel anders waarderen dan een zaal waarin vooral VVD-ers zitten. De gunfactor voor mensen met een uitkering ligt bij SP-leden hoger dan bij VVD-leden.

Maar er zijn wel enkele algemeenheden. Zo vindt bijna iedereen leed van kinderen ‘erger’ dan leed van volwassenen. De gunfactor van kinderen is dus groter dan de gunfactor van volwassenen. Dat geldt ook voor andere kwetsbare groepen zoals gehandicapten, minderheden en senioren. Ook de maatschappelijke gunfactor van vrouwen is hoger dan die van mannen. Een voorstel dat leed enkel bij vrouwen wegneemt, scoort daarom bijna altijd beter dan een voorstel dat leed enkel bij mannen wegneemt. En je krijgt doorgaans meer applaus voor een voorstel dat voordelig werkt voor vrouwen en nadelig voor mannen, dan voor een voorstel dat voordelig uitpakt voor mannen en nadelig voor vrouwen.

Vrouwenleed vs mannenleed

Enkele voorbeelden. Recent kwam de TU Eindhoven met het idee om vacatures de eerste zes maanden alleen open te stellen voor vrouwen. De ondervertegenwoordiging van vrouwen in functies op de TU Eindhoven wordt breed erkend als een groot probleem. En een groot probleem rechtvaardigt hard ingrijpen zoals een vrouwenquotum of een sollicitatieverbod voor mannen. Het wordt voor lief genomen dat jonge mannen, die er ook niets aan kunnen doen dat in de top van de TU Eindhoven relatief veel (oudere) seksegenoten zitten, door dit soort maatregelen een carrière wordt ontnomen. Het leed van een jonge man die zijn droombaan niet kan krijgen vanwege zijn geslacht wordt maatschappelijk minder erg gevonden dan het leed van een jonge vrouw die haar droombaan niet krijgt.

Andersom maakt vrijwel niemand een probleem van het feit dat vrouwen in Nederland gemiddeld zo’n vier jaar langer leven dan mannen. En dat daardoor de vrouw/man-verhouding in een gemiddeld seniorencomplex minstens zo scheef is als de man/vrouw-verhouding op de TU Eindhoven of in de directiekamer van een beursgenoteerd bedrijf. Ik vermoed dat geen politicus zich zal durven te wagen aan een voorstel waarmee de achterstand van mannen in levensverwachting ten opzichte van vrouwen door hard overheidsingrijpen wordt verkleind, bijvoorbeeld door donororganen eerst exclusief voor mannelijke patiënten te reserveren, en pas als er geen geschikte mannelijke patiënt is ook naar geschikte vrouwelijke patiënten te zoeken.

Hoe kun je deze kennis toepassen in een debat?

Deze voorbeelden laten zien dat de samenleving vrouwenleed op dit moment “erger” vindt dan mannenleed. Deze wetenschap kan je helpen om een steun voor een voorstel te vinden. Lukt het je een argument te vinden waarom jouw plan in het bijzonder gunstig is voor vrouwen? Bijvoorbeeld omdat “de achterstand van vrouwen nog erger is dan we altijd al dachten”. Als je erin slaagt te laten zien dat jouw plan die achterstand van vrouwen opheft of in ieder geval flink verkleint, dan sta je al met minstens 2-0 voor in het debat! Vrouwen scoren beter dan mannen…

Zelf leren framen?

Leren hoe om te gaan met frames? Hoe je de regie in een debat kunt krijgen, of weer op kan pakken? En hoe je deze technieken ook in andere situaties, zoals bij presentaties, onderhandelingen, gesprekken of vergaderingen kunt toepassen? In het najaar organiseer ik samen met Ad de Regt Strategie & Communicatie een eendaagse flitstraining “Framing voor Politiek en Bestuur”. Hier leer je met oefeningen, voorbeelden en theorie om te gaan met het spel rond framing en reframing. Interesse? Neem direct contact op!

Share